Wanneer efficiëntie zijn intrede doet in de bedrijfscultuur

De EU verstevigt haar greep op de (te) grote verbruikers van energiebronnen. De industriëlen – en niet alleen de meest energievretende – zullen geconfronteerd worden met een meer kritisch Europa over hun dagelijkse management. Reden: de Europese Richtlijn 2012/27/EU inzake energie-efficiëntie.

De richtlijn, die reeds in juni moest worden moest worden omgezet in nationaal recht, biedt een reeks van wettelijke en administratieve bepalingen waarvan de minst bekende bij het grote publiek gaan over industriële bedrijven, met voor sommigen, een deadline van 31 december 2015: energieaudits (om de vier jaar), energie-managementsystemen voor grote bedrijven, regelmatige rapportering, de beoordeling van het potentieel van WKK, warmte en koude, enz. Dit allemaal door een jaarlijkse monitoring van de gerealiseerde vooruitgang.

Men zou kunnen stellen dat deze nieuwe eisen niet ‘verkeerd’ of ‘onverwacht’ overkomen, want het is een natuurlijk onderdeel van een discussie die reeds vele jaren geleden is opgestart door de Europese Unie.

De oorspronkelijke richtlijn dateert inderdaad van april 2006 en België heeft reeds drie actieplannen voor energie-efficiëntie (EEAP 2008-2010, 2011-2013 en 2014-2016) ingediend, conform de Europese bepalingen.

Uit de Belgische actieplannen blijkt een verbetering van de energie-efficiëntie van onze industrie, maar ze valt relatief lager uit dan verwacht. De actieplannen gaan uit van een jaarlijkse lineaire vermindering van 1,05 % van de verbruikte primaire energie in België om de doelstelling van 20% in 2020 bereiken, zoals bepaald in het klimaat- en energierichtlijn. In 2012 was dit slechts -0.75%.  Maar geen reden tot paniek.

Vooral omdat uit de sectorakkoorden, die in België aan de grondslag liggen van deze Europese doelstelling in de industrie, hoopvolle prestaties blijken: in één decennium is de energie-efficiëntie van de  betrokken industriëlen met bijna 27% gestegen (lees Renew 53). Een constatatie die echter ook moet worden gerelativeerd, aangezien het enkel gaat over de 47 grootste sites van de technologische industrie die lid zijn van Agoria. Ofwel een kleine helft van het industriële energieverbruik waarvan de rest wordt opgeslorpt door KMO’s, die 90% van deze sector vertegenwoordigen.

Dit feit moet niet worden geminimaliseerd in de mate dat grote bedrijven die betrokken zijn bij sectorakkoorden allemaal energie-intensief zijn en daarom bijzonder gemotiveerd zijn om de minste besparing te realiseren op steeds duurder wordende bronnen – in tegenstelling tot veel KMO’s  die dit niet als prioriteit zien”.

Plotseling schoten specifieke mechanismen rond het beheer van grote internationale industriële bedrijven als paddenstoelen uit de grond: energiebesparingscertificaat, energieprestatiecontracten, ISO 50001, energie-audit, informatie- en beheerssystemen energie, enz. Allemaal benaderingen waardoor grote bedrijven de tijd kregen om vertrouwd te raken met managementsystemen die ontwikkeld zijn in de jaren ’90 in het kader van het beheer van het milieu en natuurlijke bronnen (ISO 14001, EMAS).

Maar nogmaals, men had snel door dat deze hoog performante en complexe managementsystemen slecht waren aangepast aan de organisatie en de werking van kleine en middelgrote ondernemingen. Te formalistisch, te zwaar, te beperkend, niet compatibel met de flexibiliteit en het improvisatievermogen dat past bij een klein dynamisch team …

Er werden vereenvoudigde formules ontwikkeld voor het milieubeheer van kleine structuren. En bovendien heeft men naar het voorbeeld van de kwaliteitsbenaderingen (Total Quality Management – TQM) inspanningen gedaan om de principes te laten doorsijpelen naar het personeel binnen het bedrijf. Met name, door hen te betrekken in de privacy van de interacties tussen processen, apparatuur, gebruikte energie en de gerealiseerde vooruitgang.

Dit is precies door die participatieve benadering dat een aantal van onze bedrijven (zoals Prayon chemicus met zijn PEPITE project), om beter te voldoen aan de EU-eisen, gaan voor de continue verbetering van de efficiëntie van industriële processen (optimale verhouding tussen de gebruikte bronnen en de behaalde resultaten). Rekening houdend met het feit dat de verantwoordelijkheid van energiemanagement niet eindeloos kan worden toevertrouwd aan slechts enkele gespecialiseerde operators en het potentieel van de gerichte acties rond energiebesparing echter beperkt lijkt. Het is nu belangrijk om alle zakelijke belanghebbenden te mobiliseren rond drie thema’s: afvalvermindering, optimalisatie van bestaande en nieuwe technologieën. Ook al gaat dit gepaard met enkele praktische cursussen zoals “learning bij doing”.