Sinds begin 2016 dalen de prijzen in Wallonië en Brussel aanzienlijk. In Vlaanderen echter hebben twee prijsstijgingen de prijs gebracht naar 30 eurocent/kWh. Wat meer uitleg.
De energieprijzen voor de consument volgen de marktschommelingen. Sinds drie jaar vertonen alle energiedragers een lichte neerwaartse trend. Elektriciteit, verwarmings- en motorbrandstoffen volgen specifieke ontwikkelingen. De olieprijzen bijvoorbeeld zijn het sterkst onderhevig aan schommelingen, de prijzen voor biomassa zijn de meest stabiele en die voor elektriciteit worden het sterkst beïnvloed door hun gereglementeerd gedeelte. Ziehier enkele verklaringen over de evolutie van elektriciteit door het Observatorium van de energie prijzen voor consumenten.
De elektriciteitsprijzen verschillen afhankelijk van het type consument, de DNB’s en de gewesten. Voor een gemiddeld huishouden met een jaarlijks verbruik van 3500 kWh heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds 2013 de laagste eenheidsprijzen en de kloof is groter geworden in 2015. In 2016 werden de hoogste eenheidsprijzen in Vlaanderen opgemeten. In april 2016 was het Belgische gemiddelde 24,2 eurocent/kWh. Per gewest is dit 29,4 eurocent/kWh in Vlaanderen, 23,8 eurocent/kWh in Wallonië en 19,3 eurocent/kWh in Brussel.
De gelijktijdige prijssprongen die in de drie gewesten werden waargenomen, vloeien voort uit de wijziging van het BTW-regime. Het tarief daalde van 21% naar 6% in april 2014 en werd teruggebracht naar 21% in september 2015, een periode van 18 maanden van verlaagde BTW.
Ongeacht deze periode van verlaagde BTW zijn de elektriciteitsprijzen relatief stabiel gebleven in de periode 2011-2015. In Wallonië en Vlaanderen schommelden ze regelmatig tussen de 23 en 25 eurocent/kWh, terwijl ze in Brussel tussen de 19 en 21 eurocent/kWh lagen. Sinds begin 2016 echter, dalen de prijzen gevoelig in Wallonië en Brussel; terwijl twee prijssprongen in Vlaanderen, de prijs bracht tot 30 eurocent/kWh. Meer uitleg hierover volgt later.
De « net » component doet de prijs variëren
Deze prijsverschillen tussen gewesten vloeien vooral voort uit de prijs van de « net » component specifiek voor elke DNB. Sinds januari 2015 kregen de gewestelijke regulatoren van de elektriciteits- en gasmarkt de bevoegdheid om de tarieven van de « net » component voor elke DNB goed te keuren. Deze component werd door de CREG bevroren van 2012 tot 2014.
In Vlaanderen werd er reeds een prijssprong waargenomen in januari 2015, na de goedkeuring door de VREG van de nieuwe tarieven, met een heffing voor het Vlaamse energiefonds (bijdrage energiefonds). Dit fonds is bedoeld voor de financiering van de VREG en de openbare dienstverplichtingen voor energie, sociale lasten, rationele energiegebruik, WKK en hernieuwbare energie.
Een tweede prijssprong werd in januari 2016 waargenomen, na het besluit van de Vlaamse regering om het sociaal mechanisme af te schaffen dat gratis 100 kWh verleend aan elk lid van een huishouden.
De derde prijssprong van maart 2016 kwam er door de verhoging van de heffing voor de bijdrage energiefonds bijgenaamd « de Turteltaks » – om het overschot van groenestroomcertificaten van de distributienetbeheerders (Eandis en Infrax) aan te pakken.
We geven ook mee dat, in het licht van deze bubbel aan groenestroomcertificaten, de Vlaamse overheid eveneens een megabiomassaproject weigerde en rekent op fotovoltaïsche zonne-energie om haar doelstellingen voor 2020 te bereiken.
Het observatorium van de energieprijzen voor de consument geeft een maandelijks overzicht van de eenheidsprijzen voor energie aangekocht door de huishoudens (elektriciteit, aardgas, stookolie, propaan, butaan en brandhout).