Duitsland: een aantal lessen voor onze energietransitie

De Duitse energietransitie trekt zijn eerste lessen. Hoe kunnen we de energietransitie ook in België stimuleren.

Gelanceerd door kanselier Schröder in 2010 en verdergezet door kanselier Merkel in 2011, deelt de Duitse energietransitie vandaag haar eerste ervaringen. Deze vier jaar praktijkervaring zijn zeer nuttig om andere Europese landen te begeleiden in hun energietransitie. Afgelopen juni organiseerden WWF, Greenpeace en de BBL een conferentie met de titel “De Duitse Energiewende doorgelicht: Welke lessen kan België trekken uit deze energietransitie?”. Een moment dat de Belgische actoren de mogelijkheid gaf om de mate van verandering te meten die optreedt in de Duitse energiesector.

Zoals zo vaak in lastige dossiers gaat de discussie in eerste instantie over de betekenis van het woord. De Duitse ervaring is hierin geen uitzondering. We spreken eerder over “de kernuitstap”, “energietransitie”  of  “verschuiving” of “omwenteling” (Franse vertaling van “Wende”), heroriëntatie in de richting van een “koolstof-vrije” economie … Het Duitse beleid is echter een beetje van alles in één keer. Waar het om gaat is de impact ervan op het Duitse economische model en op de Duitse samenleving in het Europa van vandaag.

En op zijn beurt de lessen die kunnen worden getrokken uit de verschillende landen die zich hebben geëngageerd – zoals onlangs Frankrijk, maar ook de Verenigde Staten – in een energietransitie voornamelijk opgelegd door klimaateisen, milieu-eisen en energie-onafhankelijkheid. Niet te vergeten dat in een dergelijke complexe context er geen standaardmodel bestaat die alle landen kunnen volgen: elk land engageert zich volgens zijn eigen middelen.

Roekeloze uitdagingen

Om een kader vast te leggen, moet men in gedachten houden dat dat de geformuleerde doelstellingen van de Energiewende het mogelijk moeten maken om, tegen 2050, het volgende te bereiken:

  • Een finaal energieverbruik tot 60% uit hernieuwbare bronnen;
  • Een elektriciteitsmix die uit minimaal 80% geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen bestaat;
  • Een halvering van het primaire energieverbruik;
  • Een drastische vermindering van de CO2-uitstoot (- 40% in 2020);
  •  … en de definitieve kernuitstap voor 2022!

 

Deze ambitie is om in te spelen op de belangen en de financiële en industriële macht van Duitsland, de onbetwiste economische motor van Europa. Maar Duitsland is ook (na Frankrijk) het tweede Europese energie-producerend land (16% van de productie) en de grootste verbruiker van energie (19% van het verbruik).

Sinds de aankondiging van deze energieverschuiving, heeft scherpe kritiek de prognoses beïnvloed. De kritiek ging vooral over :

  • Een kost die, vooral door de Duitse staatsburger, als buitensporig  wordt beschouwd, is die van de stijging van de elektriciteitsprijzen, maar ook een herverdeling van de betaalde kosten door de Duitse consumenten ten voordele van de Duitse economie. De Duitse minister van Energie begrootte op dat moment de kost op 1000 miljard euro… enkel en alleen al voor de kernuitstap;
  • Een explosie in de CO2-uitstoot naar aanleiding van de comeback van kolen om de productie van de geleidelijk kernuitstap te compenseren.
  • Acuut risico op tekorten in verband met technische storingen op netwerken en de afhankelijkheid van geïmporteerde producten, voornamelijk uit Rusland.

 

Het is natuurlijk nog te vroeg om te zeggen of deze kritiek gerechtvaardigd is of dat het Duitse engagement al succesvol is geweest. Maar de statistieken beginnen dit aan te tonen. Voor zover men deze ernstig en met visie bekijkt.

Evolutie van de bruto elektriciteitsproductie in Duitsland door hulpbronnen (1990-2014). Bron : D. Pescia, Agora, het Congres WWF/Greenpeace/BBL van 26 juin 2015.

Evolutie van de kernenergieproductie en hernieuwbare elektriciteitsproductie (1970-2014) en 2015-2025 prognoses. Bron : D. Pescia, Agora, het Congres WWF/Greenpeace/BBL van 26 juin 2015.

De factuur verhoogt voor de huishoudens, maar in het belang van de economie

Wat betreft de kosten van de Duitse transitie spreken we nu over 200 miljard euro. Daarom. Alles hangt natuurlijk af van wat er wordt meegenomen in de berekening: directe kosten, indirecte kosten … maar ook de voordelen die ze met zich meebrengen. Niettemin is er al het bewijs dat de economische voordelen (banen, nieuwe markten, winsten op de invoer van fossiele brandstoffen, enz.) nu al groter zijn dan de extra kosten. Dus naast enkele tientallen banen die momenteel worden bedreigd in de kernindustrie in het bijzonder, hebben al bijna 400.000 Duitsers een baan gevonden in de sector van de hernieuwbare energie, terwijl de werkloosheid zijn laagste niveau bereikte sinds de hereniging van Duitsland (1990).

Maar in afwachting van het feit dat dit alles wordt weerspiegeld in de levensstandaard van de Duitsers, zijn de facturen verhoogd. De eenheidsprijzen voor elektriciteit zijn gestaag gestegen sinds 2006 en het is pas sinds 2013 dat er een stabilisatie is. Een daling van de factuur zou nu een feit moeten zijn. Maar het was een dure operatie, vooral voor personen die hun consumptiegedrag niet hebben  verminderd of die niet hebben geïnvesteerd in hernieuwbare energie. De geschatte kost van de energietransitie bedraagt tot 2000 euro per jaar per huishouden, waardoor er tot 7 miljoen huishoudens in een vorm van energiearmoede kunnen terechtkomen. Dit veronderstelt dat de Duitse regering sociale maatregelen moet nemen om deze gezinnen te begeleiden.

Wat betreft de elektriciteitsprijzen voor grote industriëlen – waar de regering heeft geprobeerd om het concurrentievermogen te behouden – zijn deze nu al concurrentieel met de buurlanden.

Heeft Duitsland haar transitie naar een stabielere energiediensten te duur betaald? Dit zal pas blijken wanneer de socio-economische gevolgen op de middellange en lange termijn zullen worden gemeten.

De evolutie van de elektreitsprijzen voor huishoudens in Duitsland (2006-2015). Bron : D. Pescia, Agora, het Congres WWF/Greenpeace/BBL van 26 juin 2015.

CO2-uitstoot blijft stabiel, ondanks de steenkool

In Duitsland werd de kernproductie (lage CO2-uitstoot) gedeeltelijk vervangen door gas en vooral door kolen. De onheilsprofeten die een explosie van de CO2-uitstoot aankondigden, hadden bijna gelijk. Vooral de intrede van schaliegas op de markt zorgde voor een daling van de gasprijzen, waardoor deze zeer aantrekkelijk werden.

In het begin van die periode zag het ernaar uit dat de uitstoot zou escaleren, maar de gecombineerde effecten van de economische crisis (vertraging van de industriële activiteiten) en een goed beheer van de leveringen leidden al snel tot een stabilisatie. Gezien de huidige trend van de grondstoffenprijzen, zal Duitsland niettemin moeten gaan van 9,1 ton CO2/inwoner vandaag naar 12 t/inwoner in 2020. Dit betekent dat Duitsland in het kader van haar Europese doelstellingen op de middellange en lange termijn, haar steenkoolbeleid zal moeten herzien en een nauwkeurig berekende steun moeten toekennen aan zijn gascentrales. Het beleid werkt eraan en experts beweren dat Duitsland haar Europese klimaatverplichtingen uiteindelijk zal nakomen.

De tot nu toe gepresenteerde resultaten gaan voornamelijk over elektriciteit. Nu goed voor slechts 20% in de Duitse energievraag, terwijl de rest verdeeld is over verwarming (40%) en transport (40%). Nu is deze laatste sector echter een echte doorn in het oog van de Duitse politiek. De belangen van de binnenlandse auto-industrie en de zware motoren op snelwegen zonder snelheidslimiet wegen zwaar  door. We weten dat de industrie ondertussen een belangrijke vooruitgang in de technologie heeft gemaakt (nota van de redactiegever: dit artikel dateert van voor de dieselgate van Volkswagen!), maar men wacht nog steeds op het milieuverbetering die er zou komen door de overgang naar elektrische motoren. Het oorspronkelijke plan ging uit van 1 miljoen elektrische auto’s op de Duitse wegen tegen 2020. We zitten nog ver van die doelstelling.

De evolutie van de CO2 -uitstoot in Duitsland (1990-2014) en 2015-2030 prognoses. Bron : D. Pescia, Agora, het Congres WWF/Greenpeace/BBL van 26 juin 2015.

Duitse technologie domineert

Indien de Duitse transitie er al als een succesverhaal uitziet, is dit vooral omdat deze transitie toelaat ​​dat Duitsland zijn technologieën op hernieuwbare energie verder ontwikkelt. Duitsland was van in het begin goed voorbereid: historisch gezien waren de Duitsers al zeer bedreven in duurzame modellen en hadden door deze populaire ondersteunende structuur sinds vele jaren een politieke visie op energie. Resultaat: in het Duitsland van vandaag is 42% van de installaties op hernieuwbare energie eigendom van burgers. Vandaar hun waakzaam oog op de Energiewende.

Deze visie begint echter te veranderen omdat de focus van de  financiële inspanningen van de Duitse regering zich lijkt te verschuiven van hernieuwbare energie (nu concurrerentieel) naar twee andere transitie-assen – veel minder aantrekkelijk voor de maatschappelijke betrokkenheid, maar strategisch -: energieopslag en netten. En, ongeacht haar status zal Duitsland het niet op eigen houtje kunnen doen. Duitsland zal moeten overeenkomen met haar partners die mogelijk ook concurrenten kunnen worden.

Dit was ongetwijfeld de reden waarom de Europese industriële bedrijven van de sector hun business model grondig gingen herzien om zich te herpositioneren op de markt. Alle Duitse reuzen – van EON tot Siemens – werken aan de integratie van hernieuwbare energie op het net en opslagoplossingen. Hun buren en concurrenten doen hetzelfde, ook in België, waar Engie (voorheen GDF Suez) (“Bianca”) haar  pionnen aan het verplaatsen is over het energie schaakbord.

De meest beslissende les van de Energiewende tot op heden is misschien wel om een breed draagvlak te verzekeren met de bevolking en om altijd een stap voor te zijn…

 

In Duitsland zijn d e burgers eigenaar van 42% van de installaties in hernieuwbare energie.